De leerlingen maken een paspop, waarmee ze laten zien hoe ze gekleed zouden willen zijn als ze een filmster waren.
Aangepaste les door Ginny van der Veer:
Voorbereiding
Basisplan: De leerlingen ontwerpen een nieuwe outfit voor een beroep dat zij later willen worden. Er moet worden gelet op de functie van de huidige kleding. ontwerp een nieuwe outfit voor een beroep die jij later wilt uitvoeren. Let daarbij wel op de functie van de kleding bij elk beroep. De basisvorm is een keukenrol (1 per leerling). Verder mogen de leerlingen zelf weten hoe ze de outfit eruit laten zien, als het maar 3 andere elementen bevat dan de orginele outfit. Denk aan kleur, vorm, grootte, etc. En de functie moet hetzelfde blijven.
Context (belevingswereld): Deze opdracht past bij de belevingswereld van de leerlingen, omdat ze zich inleven in het beroep wat ze later zelf willen worden.
Oriëntatie
Introduceren: Vragen aan de leerlingen wat voor beroepen ze kunnen opnoemen. Wat voor kleding dragen die mensen en wat zijn de functies van die kleding? Eventueel zou je een filmpje kunnen laten zien van de nieuwe outfits van politieagenten.
Instrueren (uitleg kinderen):
Jullie ontwerpen een nieuwe outfit voor een beroep dat je later wilt worden. Je moet er wel op letten dat de kleding bij het beroep past. Een outfit van een politieman moet veilig zijn. Terwijl een zangeres er heel mooi uit ziet voor haar optreden. Voor het lichaam gebruik je een keukenrol, maar verder mag je zelf weten hoe je de outfit eruit laat zien, als er maar drie andere dingen opzitten dan bij de 'echte' (originele) outfit. De kleur kun je bijvoorbeeld veranderen of het hele jasje totaal veranderen.
Nabeschouwing: De zelfde beroepen worden bij elkaar gezet op een tafel. Zo ontstaan er allerlei tafels met verschillende beroepen. Je vergelijkt met de leerlingen de verschillende outfits per beroep.
Feedback door Maaike van der Voort
1.
Wordt er rekening gehouden met de
belevingswereld?
Het past goed bij de belevingswereld van de kinderen, omdat
ze hun fantasie de vrije loop mogen laten gaan. Kinderen en fantasie dat gaat
heel goed samen.
2.
Is de inleiding motiverend voor de kinderen?
De inleiding is motiverend. Kinderen worden actief bij de
les betrokken doordat ze zelf hun ideeën mogen uitspreken. Misschien is het
leuk om wat outfits mee te nemen en de kinderen te laten raden wie dat draagt.
3.
De opdracht: is er duidelijk spraken van een
beeldend probleem?
Dit onderdeel kan ik niet zo goed beoordelen.
4.
Worden de
leerlingen door de les opzet gestimuleerd tot eigen vormgeving?
De leerlingen worden zeker weten gestimuleerd door eigen
vormgeving. Er zitten niet veel eisen aan het ontwerp. De enige eis is dat het
lichaam wordt gemaakt van een wc rol. Kinderen kunnen hun eigen ideeën er op
los laten en worden dus gestimuleerd tot eigen vormgeving.
5.
Is het beeld materiaal adequaat gekozen?
Ja het beeld materiaal is adequaat gekozen.
6.
Straalt het gekozen beeldmateriaal de huidige
tijd uit?
Het gekozen beeldmateriaal straat zeker weten de huidige
tijd uit. De outfits die gemaakt worden door de kinderen zien er uit als nu of
hoe ze er vroeger uit willen zien.
7.
Geef een aantal verbeter punten/ aanvullende
suggesties.
Misschien is het een leuk idee om een voorbeeldje te laten
zien. Zo krijgen de kinderen een beter beeld van de opdracht en weten ze
precies wat ze moeten doen.
8.
Wat is het sterkste onderdeel?
Het sterkste onderdeel is de nabeschouwing. Er wordt echt
iets met de werken gedaan. De zelfde beroepen worden bij elkaar gezet en er
wordt over gesproken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten